‘Als decaan ben je een soort van burgemeester’

Als een van de weinigen is hij weer terug op zijn oude nest, vertelt Stefan Aarninkhof (Black Label ’91, Bamb). Zo’n dertig jaar geleden liep hij zelf als student rond bij civiele techniek, maar ondertussen is hij er hoogleraar kustwaterbouwkunde en sinds begin dit jaar vervult hij de rol van decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen.

‘De meeste mensen zijn na hun studie de wijde wereld in getrokken. ‘Dat heb ik ook gedaan,’ begint hij zijn verhaal. Na zijn afstuderen kwam hij bij Deltares terecht, waar hij in totaal tien jaar is gebleven. Daarna werkte hij nog eens tien jaar in de aannemerij, bij Boskalis, voordat hij weer terugkeerde naar de TU. ‘Dat was een hele andere tak van sport, maar we deden fantastisch leuke dingen. We waren bezig met supergrote werken, overal ter wereld.’ Daar hield hij zich vooral bezig met de milieu-impact van de projecten. Dat was vaak een make-or-break punt. ‘Ik zat altijd een beetje op de grens van uitvoering en onderzoek. Ik vond het leuk om die brug te slaan.’

Bij het opzetten van de Tweede Maasvlakte leek het mis te gaan. Na lang voorbereidend werk en vele doorrekeningen, lag er eindelijk een vergunning, maar die werd op het laatste moment om ecologische redenen toch weer ingetrokken. ‘Toen dachten de aannemers: “Dit gaat niet zo goed. We moeten het natuurlijke systeem beter begrijpen. Dus laten we een innovatieprogramma beginnen met verschillende bureaus, universiteiten, kennisinstellingen en samen met de overheid om de milieukennis rond waterbouwkundige werken te verbeteren.” Dat is Bouwen met de Natuur geworden: EcoShape.’

‘We begonnen zaken als natuurontwikkeling en recreatie aan de voorkant in ontwerpprocessen mee te nemen, naast de technische eisen. Op die manier kom je tot heel andere oplossingen voor waterbouwkundige werken. Maar dat kan je niet in je eentje als eenvoudige ingenieur. Daarvoor moet je samenwerken met bijvoorbeeld ecologen, bestuurskundigen of mensen die bij ngo’s werken. Alleen op die manier kan het een succes worden.’

In zekere zin is het niet eens zo verschillend van het vak van decaan. Om dat tot een goed einde te brengen, moet je ook met een hoop verschillende mensen rekening houden en samenwerken. ‘Je bent de baas van de faculteit. Dus eigenlijk ben je verantwoordelijk voor het hele reilen en zeilen; voor het welzijn van studenten, staf en andere personen die hier werken, maar ook voor het gebouw zelf, de financiën, het onderwijs en het onderzoek. Als decaan ben je eigenlijk een soort van burgemeester. Ik wil voor verbinding zorgen, over de grenzen van onderwijs en onderzoek heen.’

‘Individuele onderzoekers hebben zelf sterk stuur op de richting van hun werk, daar proberen wij als faculteit daar de kaders voor te bieden. Omgekeerd kan het ook betekenen dat we het onderzoek richten op de strategische doelen van de faculteit. Een daarvan is om het sterke fundamentele onderzoek dat we hebben in te bedden in bredere programma’s met meer impact in de maatschappij.’ Zo vertelt Stefan dat ze bezig zijn om een initiatief rondom critical raw materials op te zetten. Dat zijn mineralen die je nodig hebt om onder andere mobiele telefoons te maken en waarvoor we nu nog sterk afhankelijk zijn van landen als China en Rusland. ‘Voor de Europese autonomie willen we deze afhankelijkheid minimaliseren. Om die reden zijn we op zoek naar nieuwe manieren om deze materialen zelf te winnen.’

‘Naast het inhoudelijke werk bekommeren we ons natuurlijk ook om de gezondheid van onze mensen. Zo ben ik met collega’s recent een nieuw initiatief gestart: CEG in motion.’ Het idee was dat we met een grote groep een stuk gaan rennen en eindigen in de faculteitsbar voor nog een drankje met elkaar. ‘De deelnemers waren super divers; studenten, PhD’ers en staf uit alle hoeken van het gebouw, nationaal en internationaal. Ik heb er mensen gesproken die ik normaal nooit zou spreken en omgekeerd had ik ook de indruk dat mensen het ook wel leuk vonden om een keer samen met de decaan te sporten. Je ziet wel dat die jonge gasten je eruit rennen, maar daarna zie je elkaar weer bij PSOR en dan is iedereen er in trainingspak. Sport verbroedert wel, hè.’

‘Zo proberen we dat community gevoel binnen de faculteit toch een beetje te versterken. Want het is toch een belangrijke periode in het leven voor veel mensen. Dat is bij mij niet anders. Als ik naar het Deltacongres ga, kan het zomaar dat ik een paar jongens uit de jaarclub tegenkom. Dat is allemaal begonnen in de studententijd en we weten elkaar altijd weer te vinden.’

‘Wat dat betreft is Sint Jansbrug me wel veel waard geweest.’ Het is nu haast niet meer voor te stellen, maar ooit kwam Stefan als rustig ventje uit Twente in Delft aan. Ze hadden weinig ervaring met studeren in zijn familie en hij heeft het eerst een jaartje aangekeken, zo vertelt hij. In zijn tweede jaar is hij lid geworden: ‘Dat was een uitstekende keuze. Er ging een wereld open. Dat zie ik ook met onze middelste. Die zit nu in Delft en is lid geworden bij Virgiel. Dat dan weer wel. Er gaan ook dingen mis in mijn leven,’ lacht hij. ‘Maar hij heeft het enorm naar zijn zin.’

‘Bij zijn KMT zie ik nu ook dat er meer aandacht is voor het welzijn van de mensen dan vroeger het geval was. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Gelukkig is het spontane en verbindende van de verenigingen hetzelfde gebleven. Als je de foto’s die nu worden gemaakt, vergelijkt met dertig jaar geleden, zijn de kapsels veranderd, maar dat is eigenlijk ook het enige. Je ziet dezelfde enthousiaste mensen die zich hebben uitgesloofd voor een of andere thema-avond of een feest. Je ziet wel hoe makkelijk mensen in Delft kunnen landen door een vereniging. Dat doen ze goed!’

Aan het eind van het interview vraagt Stefan snel of Clubs-1 nog actief is. Zijn ogen beginnen te glinsteren. ‘Die hebben wij toen nog opgericht met Black Label. Dertig jaar is toch best lang voor een uit de hand gelopen grap. Ik wens ze een voorspoedige toekomst.’

Reacties

Er zijn (nog) geen reacties op dit bericht. Ben jij de eerste?

Praat zelf mee