Vliegtuigbouw in de praktijk

Wat nu Aerospace Engineering heet, begon in 1940 als opleiding Vliegtuigbouwkunde. Door de jaren heen is de opleiding verbreed, maar juist nu staat de vliegtuigbouw weer in de schijnwerpers. Vorig jaar begon een groep studenten namelijk aan de productie van een echt toestel: een Van’s RV-12, een metalen tweezitter waar de faculteit een bouwpakket van aanschafte. Daniëlle de Jong, vijfdejaars Sint Jansbrugger, maakt deel uit van de huidige ploeg. “Ik heb vooral vakken over aerodynamica, maar juist daarom vind ik het ontzettend leuk om aan zo’n praktisch project mee te doen.”

We hebben afgesproken in de vliegtuighal. De F16 is er nog steeds, maar de rijen vitrinekasten met studiemateriaal die er vroeger stonden hebben plaatsgemaakt voor een professionele werkplaats. Slot op de deur, popnagels keurig verpakt in gelabelde zakjes en midden in de ruimte een aantal werktafels. Om de onderdelen – “voel maar, het weegt bijna niets” – niet te beschadigen zijn alle tafels bedekt met dekens. Op één van de vele whiteboards staat de tekst “minus 9” als herinnering aan het feit dat de fabrikant van het toestel een paar uur tijdsverschil naar het westen zit. Om rekening mee te houden als je mailt. “Dat doen we regelmatig”, vertelt Daniëlle, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. “We hebben een vast contactpersoon die ons tips geeft en met wie we aanpassingen kunnen bespreken. Soms zien we namelijk dat ze voor een goedkope manier hebben gekozen en willen wij een mooier alternatief.” Dat zonder overleg doorvoeren kan niet, want ook certificering, documentatie en inspectie zijn van het niveau “levensecht”. Eén van de begeleidende docenten licht toe: “voordat het team een onderdeel afmaakt lopen we al het werk daaraan nóg een keer na en willen we van elke popnagel weten wie die wanneer heeft geplaatst, door wie dat is gecontroleerd, en welke non-conformities er eventueel over te melden zijn”. Teams werken een volle dag per week aan het project en wisselen na 20 weken. Over vier jaar moet het project af zijn, weet Daniëlle. “Vliegen, verkopen, en dan begint alles waarschijnlijk weer opnieuw.”

Dat moment maakt zij zelf helaas niet meer mee, want tegen die tijd is ze “al lang afgestudeerd”. Bovendien is er zelfs met deze langetermijn planning nog genoeg kans op uitloop, want “je onderschat snel hoeveel tijd iets kost”. “Je doet niets alleen”, licht ze toe. “Gaten die je boort moeten perfect zijn, dus één houd de boor vast, terwijl twee andere kijken of ‘ie wel recht gaat. Als daar dan onder een vreemde hoek een popnagel in moet, is het ook weer een hele kunst om te vogelen hoe dat gaat.” Een set tekeningen uit het handboek van de fabrikant maakt duidelijk wat er daarbij mis kan gaan: ruimte tussen de platen, een gat of nagel van het verkeerde formaat of een kras omdat het nagelpistool scheef stond. Los daarvan vertelt Daniëlle dat ook zij de planning “al een paar keer” hebben moeten herzien. “Het idee was dat we de vleugel al zouden uitpakken, maar nu richten we ons op een voltooid staartstuk.”

Daar is Daniëlle dan ook het meest trots op, al is het nog niet helemaal klaar. De horizontale en verticale staartvlakken hebben haar voorgangers gemaakt, zijzelf werkt met haar team aan het rompdeel. Met nog vijf weken te gaan is het einde in zicht. “Een beetje gek”, vindt de Jansbrugger. “Juist nu we wat ervaring hebben opgedaan moeten we gaan overdragen aan het volgende team.” Om dat zo goed mogelijk te doen zijn er vier weken overlap, maar “de leercurve begint weer bijna op 0”. De 900 uur die de fabrikant voor de bouw schat, halen de studenten dus nooit. “Maar ik kan me voorstellen dat je na honderden uren ook wat losser met dingen omspringt, terwijl wij scherp blijven. Je leert voortdurend om je eigen werk kritisch te bekijken en waar nodig te verbeteren.”

Daniëlle ziet het praktische aspect als haar belangrijkste les. “We hebben dit vliegtuig natuurlijk niet zelf ontworpen, dus we leren niet van ontwerpfouten die we dan misschien hadden gemaakt, maar dát je moet nadenken over productie is wel duidelijk geworden.” En waar anderen dat misschien frustrerend vinden, is daar bij haar geen sprake van. Integendeel. “Laatst zijn we langs geweest bij een paar mannen, 60-ers of 70-ers, die zo’n toestel hebben gebouwd. Een tijdje een hangaar gehuurd en dan lekker aan de slag”, vertelt ze enthousiast. “Misschien denk ik er tegen die tijd heel anders over, hoor, maar als ik later een hoop geld heb…”

Reacties

Er zijn (nog) geen reacties op dit bericht. Ben jij de eerste?

Praat zelf mee